
Ouders raakten kinderen kwijt door toeslagenschandaal, en dat was te voorkomen
Tussen 2005 en 2019 wees de Belastingdienst tienduizenden ouders onterecht aan als fraudeur. Als gevolg daarvan werd hun kinderopvangtoeslag stopgezet en teruggevorderd.
In veel gezinnen heeft dit een kettingreactie veroorzaakt van schulden, stress en conflicten. Daarnaast leidde het in enkele duizenden gevallen tot uithuisplaatsing van een of meerdere kinderen.
Een onafhankelijke commissie heeft in opdracht van het kabinet het verband met het toeslagenschandaal onderzocht. De commissie presenteert donderdag het rapport Erfenis van onrecht; de blijvende impact van het toeslagenschandaal op het leven van kinderen.
Uit eerder onderzoek van statistiekbureau CBS in opdracht van de Inspectie Justitie en Veiligheid bleek dat er geen bewijs was dat de gedupeerde gezinnen een grotere kans hadden om in aanraking te komen met de jeugdbescherming door het toeslagenschandaal. De gezinnen hadden wel bepaalde kenmerken, zoals een laag inkomen, die een rol speelden.
De conclusies van het nieuwe, onafhankelijke onderzoek spreken dat tegen.
Beeld dat gezinnen al veel problemen hadden klopt niet
Bovendien klopt het beeld dat in gedupeerde gezinnen al veel problemen waren niet, zegt de commissie. “Er waren veel gezinnen die vóór de toeslagenaffaire een rustig bestaan hadden of hun problemen beheersbaar hadden kunnen houden.”
Bij gezinnen waar wel al ernstige problemen – zoals verslavingsproblematiek of huiselijk geweld – waren, heeft het moeten terugbetalen van enorme bedragen voor “extra leed” gezorgd. Ook heeft het hun situatie “verslechterd”.
Of een uithuisplaatsing ook aan de orde was geweest als de ouders niet onterecht aangemerkt waren als fraudeur is “achteraf moeilijk vast te stellen”, schrijft de commissie. Maar “je zou kunnen zeggen dat door de terugvorderingen de gezinnen geen kans meer hadden hun bestaande problemen op te lossen”.
Uithuisplaatsingen hadden voorkomen kunnen worden
De commissie stelt ook dat veel uithuisplaatsingen niet hadden hoeven plaatsvinden als de jeugdzorg beter had gefunctioneerd. Jeugdzorgmedewerkers vertelden aan de onderzoekers dat “ze zich soms onvoldoende toegerust voelen om financiële problematiek effectief te signaleren en bespreekbaar te maken”.
Hulpverleners signaleerden niet wat “er echt in de gezinnen speelde aan een opeenhoping van problemen zoals schulden, armoede, stress en schuldgevoelens tegenover de kinderen”, concluderen de onderzoekers.
De commissie benadrukt dat jaren geleden, toen de besluiten over uithuisplaatsingen werden genomen, nog veel minder bekend was over de oorzaken van de problemen in de gezinnen. Daardoor was het voor hulpverleners “soms ook moeilijk” om alles te zien.
Maar als ze samen met kinderen en ouders analyses hadden gemaakt, hadden ze volgens de commissie beter zicht gehad op wat er allemaal speelde.
De werkwijze van de commissie
De onafhankelijke Commissie Toeslagen en Uithuisplaatsingen (CTU) heeft de afgelopen twee jaar onder leiding van voorzitter Mariëtte Hamer onderzoek gedaan.
De commissie voerde formele en informele gesprekken met tientallen kinderen en ouders. Ook raadpleegde ze zo’n 25 experts en analyseerde ze dossiers.
Angst leeft dat overheid je je leven kan afpakken
De gevolgen voor kinderen die uit huis zijn geplaatst, zijn tot op de dag van vandaag groot. Ze kampen met mentale problemen, hebben hun opleiding niet kunnen afmaken of hun talent niet kunnen ontwikkelen. Ook is de relatie tussen de kinderen en ouders of tussen broers en zussen vaak “ernstig en soms misschien onherstelbaar beschadigd”.
Verder is een aantal kinderen in aanraking gekomen met criminaliteit. Het gaat om oudere kinderen die zich bewust waren van de financiële problemen thuis en zich verantwoordelijk voelden om te helpen. De commissie noemt een schrijnend voorbeeld van een kind dat ging bedelen, omdat de “ouders geen geld hadden”. Het bedelen was juist een van de argumenten om het kind uit huis te plaatsen.
Veel gevolgen spelen “nog elke dag een rol en zijn naar verwachting blijvend”. De commissie is van deze constatering “het meest geschrokken”, schrijft ze in het rapport.
Daarnaast is de angst bij de kinderen voor de overheid en instanties groot. Tijdens de gesprekken die de commissie voerde, benoemden veel ouders en kinderen dat ze “het gevoel hebben dat zij je je leven kunnen afpakken”.
De commissie vindt dan ook dat deze kinderen zelfstandig erkend moeten worden als gedupeerde. Vervolgens moet er financiële ondersteuning, rechtsbijstand en praktische hulp komen. Dit herstel moet volgens de commissie ruimhartig zijn, zodat de kinderen weer regie over hun eigen leven kunnen krijgen.
Het kabinet reageert in juni op de aanbevelingen van de commissie.
Onduidelijk om hoeveel kinderen het gaat
Het is nog steeds onduidelijk hoeveel kinderen uit gedupeerde gezinnen uit huis zijn geplaatst. Het CBS schat dat het om ruim 2.000 uithuisplaatsingen gaat. De cijfers van het ministerie van Justitie en Veiligheid laten zien dat ongeveer om 3.500 kinderen gaat.
Maar bij beide aantallen zijn kanttekeningen te plaatsen. Zo zijn vrijwillige uithuisplaatsingen niet meegeteld.
De onafhankelijke commissie had als doel dit beeld scherp te krijgen. Maar ze schrijft in haar rapport dat ze daarvoor extra informatie van het CBS nodig had. Het statistiekbureau leverde deze data niet.
De commissie heeft daarom “het vermoeden dat het aantal uithuisplaatsingen weleens veel groter kan zijn dan nu bekend is”.



